Share

“Dag meneer, klopt het dat u bij ons een wagen hebt gekocht?”
“Ja, dat klopt. Mag ik vragen waarom?”
“Wel, het zit zo meneer, door de coronamaatregelen is het autosalon afgeschaft en willen we het salon naar de verdelers brengen.”
Je voelt ze al komen, die verkopers. Die durven al eens iets proberen verkopen.
“Ahzo”, zeg ik droog.
“En we willen hard inzetten op het beschikbaar maken van hybride toestellen voor de mensen.”

Zie je wel, hij wil verkopen. En dan gaan bij mij altijd de alarmbellen rinkelen. Mijn ouders leerden mij te vragen: “heb ik het nodig?”. En ik leerde gaandeweg ook zeker niets te tekenen als ze doen uitschijnen alsof mijn leven er van afhangt dat ik teken. Dat gevoel kweken dat we iets belangrijk gaan mislopen, dat werkt veel harder dan ik het vaak zelf graag toegeef en heb. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik bijna toezeg op het verkopen van mijn ziel en een nier voor iets dat achteraf minder opwindend lijkt dan een oma in een nachtjurk.

“We bieden momenteel als salonconditie een hybride wagen aan, aan de prijs van een benzine.”
Ondertussen is er iets geschakeld in mijn hoofd en ben ik wel benieuwd. Mijn hoofd herinnert zich plots dat de grote uitschuiver op mijn impactschatter transport is. Dat wil zeggen dat daar nog het meeste te rapen valt op vlak van zuinigheid en impact op mijn leefomgeving.
“Awel ja”, zeg ik, geheel tegen mijn eigen verwachtingen in van een minuut geleden, “kijk gerust om mij een afspraak te geven.” Ik leg nog kort uit wat mijn insteek is en krijg een afspraak.

Nose to the grindstone

Ik leg dicht en vergeet, zoals wel vaker gebeurt, dat ik vóór dit gesprek met iets helemaal anders bezig was. Lettervreter als ik ben, schiet ik als een bezetene in gang om mij in te lezen, want ik heb geen idee hoe of wat en de afspraak is al de volgende dag. Ik had er nog geen seconde bij stilgestaan om van voertuig te veranderen. Waarom zou ik iets gaan vervangen dat niet kapot is? Ik merk op bij mezelf dat er naast de nieuwsgierigheid ook wel de gebruikelijke rush bijzit van het uitkijken naar iets nieuws. Dat wil ik eigenlijk niet, maar beter het te (h)erkennen dan dat het onbewust mijn keuze drijft.

Ik bekijk online wat er zoal op de markt beschikbaar is en stel vast dat de meeste websites van autobouwers niet moeten onderdoen voor de kamers van mijn kinderen wat betreft overzichtelijkheid en effect op mijn gemoed. Dat laat ik even voor wat het is. In de klimaatgroep vraag ik om mij te helpen met de vragen die spontaan in mij opkomen. “Is het best dat ik mijn bestaande diesel oprij, of schakel ik best zo snel mogelijk over?” en ook “waar let ik best op, is er iemand met ervaring? Heeelp!”.

Niet veel later is er de harde waarheid via de hulplijnen: hybride stelt meestal niet veel voor qua besparing en impact. Als ik het goed wil doen, dan moet het een plug-in hybride zijn, met voldoende elektrisch bereik (en dat hebben velen niet) en zou ik moeten zorgen dat ik alle dagen laad om ook effectief gebruik te kunnen maken van de elektrische kilometers. Veel beter is volledig elektrisch gaan. Ik vind online een handig ebook dat de belangrijkste aandachtspunten oplijst.

De afspraak

Het bezoek aan de showroom is ontnuchterend. Als we in staat willen zijn om iedereen bij ons thuis in een rollende batterij te proppen, is er bij onze verdeler voorlopig niets beschikbaar. De wagen die wel aan de vereiste ruimte voldoet, de elektrische broer van onze huidige wagen, is ondanks de voorziene lancering vorig jaar, nog steeds niet op de markt. Als ik even kijk naar het prijskaartje, heb ik plots ook meer zin in een dieet dan in wat er op het menu staat.

Als ik thuiskom doe ik kort het verhaal en zet ik mij aan de keukentafel even snel te rekenen met een papiertje. De volledige kost van een wagen op jaarbasis bekijken, dat doet op zijn zachtst gezegd wel iets. De alternatieven worden plots een pak interessanter. Als ik even uitreken hoeveel een busabonnement voor ons allen zou kosten, schieten er nog steeds een paar duizend euro over om de rest van het transport te bekostigen met alternatieven.

Tegelijk is daar de weerstand. Want hoe ver rijden we met zo’n elektrische wagen. En wat een gedoe zijn die alternatieven ook, in vergelijking met even snel de auto nemen die gewoon op de oprit staat. Dat zijn we niet gewoon. Alleen al in kaart brengen wat onze opties zijn, laat staan ook effectief de mogelijke “ongemakken” bijnemen, is genoeg om – tegen beter weten in – extremer te pleiten voor behoud dan Filip Dewinter op Twitter.

Take a chill pill

Onze goesting is op dat moment vergelijkbaar met een kind in de “ik ben twee en ik zeg nee”-fase. Verandering en gedoe schuurt en we hebben er geen zin in. Het is zo gemakkelijk zoals het is. Hoe meer vragen ik stel, hoe sneller de goesting dreigt weg te sijpelen. “Is er hier eigenlijk autodelen in onze gemeente? Hoe zou dat werken? Welke systemen zijn er? Wat kost die wagen ook alweer? Phoeh, ok. Zouden we dat kunnen of moeten aanvragen aan de gemeente, zo autodelen? Zou daar veel vraag naar zijn? Zijn er nog alternatieven?”

Het is duidelijk dat het geen simpele ruilactie wordt, als we af willen van ons fossiel. Het is efkes genoeg geweest. Ik besluit mijzelf te dwingen het even te laten rusten. Dat moet ik nog altijd leren. Dat niet alles nu direct moet. De recuperatie achteraf rechtvaardigt de sprint meestal niet. Ik ben blij dat we er mee bezig zijn en kom er later op terug.

Share