“Wa doe gij motje”, vroeg hij met verhoogde stem en zijn Gentse tongval nadat hij vrij hard in aanraking kwam met het natte wegdek. Meer dan die vraag leek er niet nodig te zijn om al mijn mooie voornemens en principes te zien verdwijnen met de zon die er toch al niet was. Ik was direct gestopt met fietsen en stond achterom te kijken.
“Wat, wat doe ik?”, vroeg ik, al redelijk geïriteerd, met grote ogen en verbaasde blik.
“Ge kunt toch een beetje aan de kant gaan”, poogt hij nog.
“PARDON? Nu wordt het toch echt te zot. Ik ben aan’t fietsen, gij komt uit het niets de baan op gereden, ge haakt vast in mijn pakdrager, kunt uzelf niet rechthouden en IK ZOU IETS MISDAAN HEBBEN?”
“Ge hebt gelijk, ik had moeten opletten”, zegt hij kort en stil.
“‘T ZAL WEL ZIJN” ga ik nog even verder, mij nog niet direct bewust van het feit dat de jonge gast op dat moment al verstandiger aan’t reageren is dan ik, “alsof ik hier iets misdaan heb”.
Ik ben nog altijd kwaad als ik terug begin te trappen. Ik wil voort want we zijn nog niet aan’t school en wil op tijd zijn. Een paar meter verder daalt de rust in en besef ik: “ik heb niet gevraagd hoe het met die jongen is.” En direct valt er een enorm schuldgevoel op mij. Ik wil rustig kunnen blijven. Ik wil mij niet kwaad maken als het niet nodig is. Ik wil niet opgaan in een strijd, terwijl er geen hoeft te zijn.
Mijn hoofd komt direct met argumenten die moeten tonen dat ik overschot van gelijk had om mij kwaad te maken “want hij heeft ons beschuldigd”, “hij had maar zo niet moeten reageren” en ook nog “hij had maar beter moeten opletten”. Tegelijk weet datzelfde hoofd ook dat ik dat kan en wil plaatsen in een context. Ik kan begrijpen dat een tiener die net gevallen is, niet de perfecte woorden vindt om uitdrukking te geven aan alles wat er op dat moment door hem gaat. Ik weet op dat moment ook dat ik mij wil verontschuldigen voor mijn uitval en dat ik wil weten of hij wel ok is. Ik voel hoeveel protest er is in mijn lijf en hoofd tegen het idee dat ik mij ga verontschuldigen bij een tiener “die zelf ook wel iets misdaan heeft hoor.”
Ik laat het intern protest zijn, ik hoor de rationalisaties over waarom ik helemaal niets hoef te doen. Ik kijk er even naar en vraag mijzelf af wat ik hier echt mee wil doen, als ik mijn waarden wil leven. Ik stop en draai mij om. Ik zie de jongen traagjes fietsen. Ik wacht tot hij dichter komt. Ik probeer mijn liefste, meest verontschuldigende gezicht op te zetten om te tonen dat hij zich geen zorgen moet maken dat ik hem opwacht om er nog een schepje bovenop te doen.
“Sorry dat ik mij zo kwaad heb gemaakt. Gaat het met u?”
“Jaja meneer, geen probleem, komt wel goed.”
En hij fietst rustig door. Hij heeft geen zin in meer woorden. Ik precies wel, zegt mijn buik. Hij wil naar school. Nota bene de school waar wij ook naartoe moeten, zo blijkt een paar minuten later. Ik ben blij dat ik gestopt ben. Het wrang gevoel over mijzelf – hoe ik mijzelf, ondanks alle goeie voornemens, toch zo snel kan verliezen – zindert nog lang na.
Die avond word ik er door een boek aan herinnerd dat rust, regulatie van mezelf, de eerste stap is om eender wat zo goed mogelijk te doen slagen. Het laat mij zien waar het is misgelopen. Het is de afgelopen weken weer heel veel geweest en ik heb niet voldoende tijd genomen om er bij stil te staan en het een plaats te geven. Er wringt vanalles met het (pleeg)kind waar ik mee op weg was naar school, waardoor de rit al onder spanning stond. Maar er wringt zoveel meer. Mijn uitval is een typisch broken cookie geval. Ik heb gefaald. Ik kan het zien en laten zijn. Ik ben blij dat ik de laatste jaren heb geleerd te proberen in zachtheid met mezelf om te gaan, zodat ik daarna telkens weer wil kiezen om mijn principes en waarden te proberen leven eerder dan ze dan maar achter te laten “omdat ik ze toch niet waar kan maken”. Ik denk nog snel: “is dat nu nodig, daar zoveel kak aan hangen?” en lach met mezelf omdat ik weet dat er geen andere weg is voor mij als ik niet gewoon afgestompt mijn schouders wil ophalen. “Gewoon doorgaan” met (MIJN) leven, voelt meer en meer als er van weglopen en dat, dat wil ik echt niet.
Ferm, Van Hecke. Ferm.